Daar was ze weer, die oude bekende. Ze vleide zich comfortabel neer op het bed. Twee krakende stemmen boven mekaar, even verleidelijk, even dodelijk.
"Zeg me eens, wat is de zin?" "Welke zin?" ik probeerde zo achteloos mogelijk te klinken maar in haar blik stond te lezen dat ik al in haar web gevangen zat. "Waarom zou je naar iets trachten te streven, alles verpulvert toch tot stof en je probeerde het al zo vaak, je hebt nog nooit gewonnen." "Dat wilt niet zeggen dat ik moet opgeven" "Dat is precies wat je wel moet doen, laat je gaan in de verlamming, hier ben je thuis, hier ben je welkom, er is niemand die je beter begrijpt dan ik." "Jawel, kijk naar het bed waar je op ligt, dat maakte mijn opa voor oma, zijn moeder had nochtans zelfmoord gepleegd, hij groeide op in een weeshuis en toch was hij in staat om dit juweeltje te vervaardigen. Hij overleefde de oorlog, voer over verre zeeën, verwekte en zorgde voor tien kinderen en bleef bij zijn vrouwtje tot aan haar sterfdag, ik zelf zag hen nog vaak verliefd kijken als ze hand in hand een liedje zongen. Hij is het bewijs dat jij niet overal je klauwen in kunt zetten." "Ah, hij is nu net het bewijs dat jij er wel klaar voor bent om je aan mij over te geven lieve schat, hij heeft zo lang en hard gevochten dat de volgende stap in de erfenis bij jou terechtgekomen is, het heeft een generatie overgeslagen omdat jij er vatbaarder voor bent, je mag trouwens niet vergeten dat jouw andere opa zijn leven wél heeft beëindigd, dacht je dat hij dan geen boodschap voor je had?" "Laat me met rust! Ik ken je tactiek maar je hebt ongelijk, ik zal blijven vechten tegen je!" "Maar ik ben je vijand niet, zoetje. Ik ben je bondgenoot, jouw enige vriend in deze waanzin, je houdt van mij, verstop je niet langer, zeker niet nadat..." Ik stopte mijn vingers in m'n oren en begon luidop te zingen. "LALALAAALAA..." "Nadat je-" "NEENEENEE DADADOEDIDOEDARADADAA!" "-je vader hebt vermoord" Stil. Wat ik ook van plan was en wat zo belangrijk leek, het verdween in het zwarte zuigende gat van de vergetelheid, het Al, het Nyx. Oh ze had gelijk hoor, mijn eeuwige Vrouwe Chaos, bij haar was ik altijd het meeste thuis, bij haar kon ik eindelijk mezelf zijn. Mijn baarmoeder-moeder, laat me schuilen in jou, al was het maar voor even. Protest had inderdaad geen zin, de omstandigheden waren triviale details. Het gevoel was wat telde, ik was degene die hem de gifbeker overhandigde, ik gaf hem de genadeslag. Deze met bloed doordrenkte rode draad, eindigt bij mij en dit bed, waarin mijn moeder was verwekt. Slechts drie kinderen in de hemel zouden mijn naam verder dragen. Ik stond op. "Als ik niet in de wieg ben weggelegd voor het meedraaien en het zin geven, dan kan ik evengoed naar het gekkenhuis gaan" "Vrouwe Chaos zuchtte "Dat is slechts uitstel kind maar goed, ik zie je daar wel" Ik ging te voet, dan zou ik toch nog iets aan deze zinloze missie hebben. Een uur stappen, mijn hoofd liep leeg in de frisse avondlucht. De platanen kondigden de eerste zorghuizen aan. Verstijfd bleef ik staan. Dit beeld, ik was hier al eerder geweest. In het verleden, de toekomst of een droom, had ik op dit exacte punt gestaan met de vraag of ik zo ver zou meegaan in een systeem dat hokjes nodig heeft. Hokjes om mensen desnoods in ziek te maken, omdat ze niet meekunnen met een dolgedraaide wereld. Tot dusver had ik de dans ontsprongen maar ze hadden mijn Vrouwe nog niet ontmoet. Ik was niet meer zo zeker of ik hier wel wou zijn. Als de stoppen echt gaan doorslaan, kan je je maar beter verstoppen. Er moeten veel geesteszieken zijn, er kwam geen eind aan het terrein toen ik naar de ingang zocht. Koud, plassen. In het gewone ziekenhuis er tegenover, hield ik halt. Mijn hoofd draaide van alle verhalen en energieën die er rondzwierven als geesten, op zoek naar hun lichaam. Een schim in het tl-licht. Daar stond ze weer, ze lijmde me aan de stoel vast. Als ik nu niet opstond zou mijn Vrouwe me gewoon hier voor dood achterlaten en de geesten zouden zich als gieren op me storten, het zoete, verslavende in mij. Weg weg! de tollende deur door! Weer naar huis, al was het het laatste dat ik deed. Ik bepaal zelf waar ik in Haar armen sterf. De ijzige lucht doorklievend met mijn wil, de huid op mijn gezicht brak in duizend rimpels. Ademend, slechts ademend, haar lach op mijn hielen. Ze riep me, ... nee, een vrouw in een rolstoel wenkte aan de overkant van de straat. "Elpt mij is, ik moet nor den Aldi en kzen zoe muug". Alles klikte op z'n plaats. Ik liet me gewillig commanderen. Tabak en bier. De kassierster maakte geen onderscheid tussen mij en mijn compagnon, in haar meewarige blik. "Brengde gij mij iniens oek trug?" ze was gekleed als oud vrouwtje, in een sjaal gewikkeld, dat het je gemakkelijk had kunnen ontgaan. Ze had een mooi gezicht en de grootste helder blauwe ogen die ik ooit zag. "En wad edde gij? Welke diagnose emme z'oe gegeve? Ge meugt mij alles zegge zenne, ik verschit van niks." "Euh, chronisch vermoeidheid syndroom, post-traumatisch stress-syndroom, overgevoelig, -" "Joa, as ge overgevuulig ze, dan moete ier wegblijve" Nieuws van een interne bron, dit was de reden dat ik naar hier was gekomen in deze timing. "Ik was gecolloqueerd mor das al laank afgeloepe mor mijn zuster ad men uis weggedoan, kzen dus dakloes, begrepte? En ze loate mij ni goan. Echt, lot oe ier ni oepneme, ge meugt niks, ze begrijpen oe ni en ze ouwen oe vast" Ik duwde haar door de dubbele schuifdeuren van een modern betonnen complex. Ze vroeg me mijn naam. Ik vroeg naar de hare. In haar eigen wereldje opgeslokt? Hoegenaamd niet. Ze keek recht in mijn ogen en benadrukte nog eens wat ze me had toevertrouwd "Want echt, oep den duur begine kik ier echt slecht te weurre, en da zing z'ier ni zenne". Wanhopig vocht in haar ogen. Ik besefte dat ik haar niet mee naar huis kon nemen maar ik kon haar wel iets geven. Een moment, bevroren in de tijd waar ik mij liet vallen in de poelen van haar ziel. Opgeslokt door wat ze echt voelde, zonder er grenzen tussen te gooien, iets wat dokters al vroeg wordt afgeleerd. Ik liet me kronkelend meevoeren door de pijn. Erkenning om het wezen dat ze was en dat nooit kon weggegooid worden. Herkenning om een diep gedeelde essentie, een dilemma dat de meesten wegdrukken en dat daardoor als etterbuil bij sommige "marginalen" naar boven wordt geduwd: "Wat is de zin?". In dit oneindige ogenblik van kijken werd me een waarheid onthuld. Het was geen doodswens die ik daar zag maar een wens om te leven doorheen al het sterven. We namen afscheid, ik kneep in haar schouder om de werkelijkheid van onze ontmoeting te bevestigen. "Hou je goed". Zij was de reden dat ik naar hier was gekomen, voor haar ging ik de deur door. Weg van hier! Hollen, hijgen, honger. Leven! Voor Haar! In elke cel een stille explosie. Alles was terug in de kamertjes, men kon weer rustig slapen, alles was opnieuw gecolloqueerd in de norm. Geen chaos maar orde. Echter uit mijn Vrouwe Chaos was de natuurlijke orde ontsproten op Gaia. Maar uit angst voor de dood heeft de mens heel de natuur in te veel hokjes trachten te proppen. Ik hoefde haar schoot niet te vrezen, uit haar niets ontstond alle leven! Met lichte tred keerde ik huiswaarts. Ik pakte mijn Vrouwe haar hand... maar het was mijn eerste vriendje -uit het gekkenhuis weggelopen om onder een trein te springen- die glimlachend naast me wandelde. Deze weg leek veel korter dan de heenweg. Tot ik aan de platanen bleef stilstaan. O, schaamte! Ik was haar naam alweer vergeten. Nog een ziel verzwolgen in de anonimiteit. Haar verhaal is nu echter in de dans der woorden vereeuwigd. Waar gebeurd verhaaltje: Ons huisdier, de vlinder. Vrieskou, gladde wegen waar we doorheen ploeterden om brandhout te kopen. Zeker twee voor een mensenleven korte weken geleden. Af en aan sleuren van blokken potentiële warmte, een eerste opwarmertje. Nederig om de confrontatie met de rauwe elementen. Soms is het leven eenvoudig en gebaseerd op de basis om te overleven: warmte, hydratatie, voeding, voortplanting, in die volgorde van belangrijkheid. Nog maar net had ik me overgegeven aan deze realiteit -actieve aanvaarding want dan kan je niet meer anders dan in beweging blijven- of het buitengewone kwam opnieuw binnen fladderen. Net als je denkt dat je het allemaal door hebt komt de kosmos je weer verrassen met haar goddelijke ondoorgrondelijkheid. Deze keer heel fragiel, onaards in timing. Een vlinder in de sneeuw, als hij niet zijn vleugels had opengeslagen, hadden we hem waarschijnlijk verpletterd. Een dagpauwoog, regenboogkleuren flakkerden op in het dunne straaltje zon. Deze vlinder zag ik al lang niet meer in onze streken en nu was hij neergestreken in onze camionette. We hadden hem trillend als een herfstblad waarschijnlijk verstoord in zijn winterslaap. Nog slechts vier poten en een gehavend fluweel als de brocante gordijnen van mijn grootmoeder. En dan komt de vermenselijking. Ocharme, hij zal niet kunnen overleven. Ik koesterde hem in mijn handen, hij ging mee naar huis. Wat moet je doen wanneer je irrationele onwetendheid het overneemt? Ik sloot hem op in mijn slaapkamer, de katten zouden er heel andere plannen mee hebben gehad. Twee dagen en nachten fladderde hij rond onze naakte lichamen. Wanneer je zoekt naar een subtiel doordringende aanraking van God, ga dan naakt tussen de vlinders staan, als je aura's maar nonsens vond, zal je hier hoogstwaarschijnlijk je mening herzien. Hij was dan wel onze gevangene, hij gaf ons alsnog iets waardevols. Dit naast ons besef dat we met de beste bedoelingen toch aan het ingrijpen waren. De dag erna was hij plots verdwenen, hoe lang leeft een vlinder? Hij zou wel in een donker hoekje gekropen zijn om rustig te sterven. Hij wou immers de honing en de stuifmeelpollen van ons niet aannemen. Dankje vlinder, overbrugger van werelden, je gaf ons hoop op de zomer. Vandaag, na de donkerste dagen vol heldere reflecties en introspecties, kondigde februari zich met een zonnige schaterlach aan. Terwijl de wereld zich boog over het debat of er alsnog een nieuwe kleur van de expressie-regenboog moet ingeperkt worden. Vandaag terwijl ik verleid werd om me te voelen alsof er weer enkele van mijn vleugels geknipt werden door politiek muggenzifterij, hoorde ik gefladder botsen tegen het raam achter mij. De dagpauwoog was herrezen en opende me subtiel de ogen, daarbuiten ging het leven onbeperkt verder. Als je jezelf maar durfde vrij te laten, als je het risico maar durfde te nemen te dicht bij de zon te vliegen, je vleugels te verbranden. Je moet vliegen, alles is het risico waard. In mijn hand rustte hij met geopende vleugels van overgave aan het vuur, toen ik hem droeg en in de buurt van de kachel in een zonnebad dompelde. Het trillen hield op. Leven van licht is de ultieme nectar denk ik nu. Hij was klaar om te vertrekken en nu kon ik hem zien om zijn moed, zijn ware schoonheid. Met mijn hand open gleed ik naar buiten, ik koos een mooi plekje in de zon. Hij waste zijn kop en vier overgebleven pootjes. En dan -het onwerkelijke moment dat je gemoed zou moeten doen volstromen- was hij weg. Maar ik voelde niets, het was de normaalste zaak van de wereld. Leven moet LEVEN, buiten vliegen. Misschien had hij nu nog maar enkele seconden over toen hij hoog boven het dak verdween -vogeltjes willen ook wel eens een sappige herinnering aan de lente- dat maakte niet uit, het was de moeite waard, hij deed wat er van hem verwacht werd in deze ondraaglijke lichtheid van het bestaan, alle tinten van de regenboog door de lucht doen klieven -VLIEGEN. |
AuthorWrite something about yourself. No need to be fancy, just an overview. Archives
August 2013
Categories |